In deze serie lessen volgen we David hoe hij van herdersjongen koning wordt. In elke les gaat het over een persoon die een rol in het leven van David heeft gespeeld: Samuel, die hem tot koning zalft. Saul, de koning die in David een grote concurrent ziet en hem uiteindelijk zó gaat haten dat hij hem om het leven wil brengen. Jonathan, zijn beste vriend, die in tegenstelling tot zijn vader Saul zielsveel van David houdt. Mefiboseth, een overgebleven zoon van Jonathan, die kreupel is en voor wie David wil zorgen, en Davids relatie met Bathseba en de verkeerde keuzes die hij hierin maakt. In deze les staan we ook stil bij de begrippen ‘zonde en berouw’.
Door de lessen heen leren de kinderen David kennen als iemand die ‘met vallen en opstaan’ God wil volgen en wil doen wat Hij zegt. Hij blijft koning met ‘hart voor de HEERE’.
Weettekst
De mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan. (1 Samuel 16:7b)
Themalied
De Heer is mijn Herder (OTH 484)
David en Jonathan zijn hele goede vrienden. Dat zeggen ze niet alleen, maar ze dóén ook zoals goede vrienden doen. Jonathan helpt David als koning Saul hem wil doden.
David is op de vlucht voor Saul en heeft zich met een aantal mannen verstopt in een grot. Saul loopt nietsvermoedend dezelfde grot in... wat een kans voor David! Hij kan hem doden, maar doet dit niet.
David heeft zowel aan Jonathan als aan Saul beloofd om hun nageslacht niet uit te roeien. Hij komt deze belofte na. Als hij ontdekt dat Mefiboseth de zoon van Jonathan is, nodigt hij hem uit. Mefiboseth is kreupel.
Als David de verkeerde keuze maakt om de vrouw van Uria af te pakken, probeert hij ermee weg te komen. Hij plaatst Uria vooraan in de oorlog, zodat hij zeker sterven zal. De profeet Nathan wijst hem op zijn zonde en straf. David schrikt en heeft diep berouw. Nathan vertelt dat God zijn zonden vergeven wil.