Alle lessen

Jezus zegt dat hij een goede Herder is, die Zijn leven geeft voor Zijn schapen. Hij kent Zijn schapen en Zijn schapen kennen Hem.  

In deze les zegt Jezus dat Hij  de Weg, de Waarheid en het Levenis. Deze les is onderdeel van de ‘Ik ben…’-serie. Jezus onderwijst Zijn leerlingen en legt hen uit Wie Hij is en Wie de Vader is. In deze les leren de kinderen God de Vader kennen door Jezus heen. De introducties en werkvormen sluiten hierbijaan en gaan verder op dit onderwerp in.  

In deze les wordt het bijbelverhaal verteld van de verschijning van Jezus aan Zijn discipelen na Zijn opstanding. Dit verhaal is een verhaal van hoop en een nieuw leven. Jezus belooft ons dat Hij ons dit nieuwe leven kan geven door Zijn offer aan het kruis.  

Paulus en Silas worden in de gevangenis gezet. Daar in die gevangenis gaan zij midden in de nacht bidden en zingen.  

Saulus (die we ook kennen als Paulus) vervolgt christenen in Jeruzalem en daarbuiten. Op weg naar Damascus hoort hij de stem van Jezus in een fel licht. Jezus maakt Zichzelf bekend en roept hem op om vanaf nu Hem te gaan volgen. 

Paulus en Barnabas worden in Antiochië geroepen om het  Evangelie te gaan verkondigen. 

Paulus en Barnabas verrichten een wonder, waardoor de inwoners hen als goden willen vereren. Paulus en Barnabas grijpen in: alleen God mag de eer krijgen. Wie krijgt de eer in jouw leven?  

Paulus brengt het Evangelie voor het eerst in Europa. Hij gaat naar Griekenland, waar hij Lydia ontmoet. Haar hart wordt geopend voor Jezus en ze opent ook haar huis om het Evangelie/de ‘zendelingen’ te ontvangen. Zo helpt Lydia met de verspreiding van het Evangelie in Europa. 

Demetrius, die zilveren tempeltjes verkoopt, is niet blij met het Evangelie dat door Paulus en de apostelen verkondigd wordt in de stad Efeze. Zijn inkomsten lopen gevaar. Hij roept de mensen op om in opstand te komen. 

Bij deze les hoort de ‘verrekijker’, als teken dat we verder mogen kijken dan wat er nu gebeurt in ons leven. Want voor wie in Jezus gelooft, is er altijd hoop. Hij heeft de dood overwonnen en zo de weg vrijgemaakt naar het eeuwige leven. Wij hoeven ons dus niet meer vast te houden aan verdrietige dingen die er in ons leven kunnen gebeuren, maar mogen weten dat er een leven is voorbij de dood. Dat geeft hoop!  

Gelovigen mogen Gods ‘wapens’ gebruiken, die hen geschonken worden door de Heilige Geest, om zichzelf te verdedigen.  

Jozef en Maria zijn op zoek naar Jezus. Ze vinden Hem in de tempel. Hier zoekt Jezus Zijn Vader. Hij stelt Zijn vragen en zoekt naar antwoorden. Als Jozef en Maria Hem in de tempel vinden, vraagt Jezus hen waarom ze Hem zoeken. Wisten ze dan niet dat Hij in het huis van Zijn Vader moest zijn? Jezus benadrukt hier Zijn verlangen om meer te leren over de ‘dingen van Zijn Vader’.  

Johannes doet een stap terug. Hij voelt zich klein ten op zichte van Jezus. Hij gaat als een heraut voor zijn Koning uit. Door de ontmoeting met Johannes komen de mensen ook dichter bij Jezus. Daar loopt het werk van Johannes op uit: op de doop van Jezus, waarbij God laat zien wie Jezus echt is.  

Jezus heeft veertig dagen in de woestijn gebeden en gevast. De duivel probeert Jezus te verleiden om het verkeerde te doen, maar Jezus is sterker dan de duivel.  

Kinderen ontdekken dat Johannes met zijn vragen en twijfels naar Jezus toe gaat.    Kinderen vragen zich af: Welke vragen en/of twijfels heb ik over Jezus en geloven en waar ga ik met deze vragen naartoe?  

De liefde van Jezus voor kinderen wordt in dit bijbelgedeelte heel zichtbaar. Ze mogen bij Hem komen want ze horen er helemaal bij. Jezus legt hen de handen op. Ook bij de doop wordt bij de dopeling de handen opgelegd. Zo wordt Gods liefde zichbaar in het teken en zegel van de doop. Door de doop wordt de belofte van God onderstreept: Je hoort bij Mij, je bent Mijn kind.  

Jakob moet op de vlucht door zijn eigen schuld. Op dit cruciale moment krijgt hij een bijzondere droom, waarna hij een gedenkteken van dankbaarheid opricht.  

Nadat Jakob gedroomd heeft over de trap naar de hemel, reist hij verder naar het oosten. Uiteindelijk komt hij bij zijn oom Laban. Daar gaat hij werken om te trouwen met diens dochter Rachel.  

Jakob woont bij zijn schoonvader Laban. Hij wil met zijn gezin vertrekken, maar Laban wil hem bij zich houden. Laban merkt dat hij gezegend wordt door de aanwezigheid van Jakob.