Het gezin van Izak krijgt gezinsuitbreiding. Een tweeling wordt geboren: Ezau en Jakob. Vanaf het begin is duidelijk dat er strijd tussen deze jongens zal zijn en ook hoe de rolverdeling tussen hen zal zijn. De meerdere (Ezau) zal de mindere (Jakob) dienen. Als ze groter zijn, blijkt dit ook. Ezau ziet niet de waarde van zijn eerstgeboorterecht in en verkoopt het voor een bord soep aan zijn broer.