Als je met tieners praat over de praktijk van het geloven, hoor je heel vaak de verzuchting: ‘Ik vind het allemaal maar moeilijk.’ Achter zo’n uitspraak kunnen heel verschillende leefwerelden zitten. Sommige tieners gebruiken het om het geloof op een afstand te kunnen houden. Maar voor anderen is het echt een aanvechting: ‘Geloven zou toch makkelijker en fijner moeten zijn?’
Tegen deze achtergrond is het goed om tieners al jong te leren: ‘Als jij geloven moeilijk vindt, betekent dat niet dat er iets mis is met het geloof, en ook niet per se met jouw zoeken ervan. Want geloven is iets waarvoor volharding nodig is.’ Wat dat betreft, is er overeenkomst met het leren van een sport of het bespelen van een instrument. Dat gaat óók niet altijd makkelijk. Je moet volhouden.